maandag 5 mei 2014

De Remonstrantie in de Classis Bommel

door A. van Heusden

1           De bestandstwisten

In de periode van het Twaalfjarig Bestand, tussen 1609 en 1621, braken er kerkelijke twisten uit die wel de ‘bestandstwisten’ genoemd worden, maar die beter bekend zijn als de strijd tussen de Remonstranten en de Contraremonstranten. De bestandstwisten begonnen met een theologisch meningsverschil aan de universiteit van Leiden tussen de hoogleraren Arminius en Gomarus over de goddelijke uitverkiezing. Dit dispuut speelde rond 1602. Gomarus was van mening dat God voor elk mens zijn bestemming in het hiernamaals al van eeuwigheid had vastgesteld. Arminius meende daarentegen, dat God tevoren wist welke mensen tijdens hun leven in Hem zouden geloven en hen op grond daarvan zou verkiezen – en de ongelovigen zou veroordelen. Dit theologische geschil groeide uit tot een conflict waarin alle geledingen van de samenleving betrokken waren en dat niet alleen met verbaal, maar ook met fysiek geweld gepaard ging. Hoe kon het zo ver komen en hoe werd de Classis Bommel er in betrokken?

Zoals vaak bij een dergelijke escalatie was het theologische geschil slechts de aanleiding om een veel breder levend onbehagen tot uiting te brengen. De oorzaak zat dieper. In de strijd tegen de Rooms Katholieke Kerk had het Calvinisme vaste voet aan de grond gekregen. Dit Calvinisme was niet alleen maar een stroming die het verzet gebundeld had, maar het had ook een duidelijke leer, die vastgelegd was in de geschriften van de reformator Johannes Calvijn, in de Heidelbergse Catechismus en in de Nederlandse Geloofsbelijdenis. De Gereformeerde Kerk (dat was de benaming van de protestantse kerk die in Nederland gevestigd werd na de Reformatie, niet te verwarren met de latere Gereformeerde Kerken) was op die calvinistische leest geschoeid. Veel gemeenteleden waren daar tevreden mee, sterker nog, ze hechtten zeer aan die kerk. Onder de predikanten echter was er een stroming, die moeite had met sommige radicale stellingnames van het Calvinisme, onder meer de uitverkiezings- of predestinatieleer. In 1610 publiceerden zij een verweerschrift, of met een moeilijk woord ‘remonstrantie’, waarin zij hun bezwaren tegen de calvinistische leer uiteenzetten. Dit verweerschrift staat bekend als de ‘Vijf artikelen van de Remonstranten’. In eerste instantie verdroeg men de Remonstranten, maar onderhuids groeide de onvrede, met name onder de gewone gemeenteleden. Zij voelden het, alsof hun kerk aangetast werd. Zij weken vanuit hun woonplaats vaak uit naar kerken in andere steden of dorpen, waar de prediking nog wel zuiver calvinistisch was. Op den duur ging ook de overheid zich met het conflict bemoeien en vaak koos zij partij. Het escaleerde tenslotte in onderdrukking en fysiek geweld. Eerst waren de Contraremonstranten de onderliggende partij, vanaf ca. 1617 keerde het tij en werden de Remonstranten in het nauw gedreven. Aanvankelijk beperkten de bestandstwisten zich tot Noord en Zuid Holland, later werden ook de andere provincies daarin meegezogen. Dit document beschrijft voornamelijk, hoe de strijd in de synode van Gelderland en in de Classis Bommel verliep.

2           De rol van de classes in Gelderland

Gelderland was in 1609 opgedeeld in vijf classes, te weten Over- en Neder-Veluwe, Zutphen, Nijmegen en Tiel/Bommel. Als overkoepelend kerkelijk orgaan was er de provinciale synode van Gelderland. De predikanten op de Veluwe en Zutphen waren in meerderheid contraremonstrants. In het Rivierengebied vormden remonstrantse predikanten de meerderheid. Omdat de strijd tussen Remonstranten en Contraremonstranten door heel Gelderland heen gevoerd werd, was er beide partijen veel aan gelegen om in de provinciale synode een meerderheid te hebben. Met 3 contraremonstrantse classes en 2 remonstrantse lagen de zaken duidelijk: de Remonstranten konden op provinciaal niveau geen vuist maken. Dit was één van de redenen, waarom in 1614 de Classis Bommel verzelfstandigd werd: dan stond het in ieder geval 3 tegen 3. Overigens probeerden de Remonstranten zo veel mogelijk in goed overleg met de tegenpartij hun doelen te bereiken. Ze hadden waarden als verdraagzaamheid en onderlinge liefde in hun vaandel staan. Maar ze hadden ook geen enkel belang bij conflicten: die zouden hun idealen alleen maar schade toebrengen. De splitsing van Tiel/Bommel heeft de Remonstranten overigens niet veel geholpen: in de Classis Tiel vond in 1615 een scheuring plaats, waarbij de Remonstranten en de Contraremonstranten elk hun eigen classis gingen vormen. De Contraremonstranten wisten bij de synode erkenning te krijgen als de ‘echte’ Classis Tiel en hun remonstrantse confraters stonden buiten spel.

3           De controverse in de Classis Bommel

In de eerste jaren van de Classis Bommel zijn in de notulen van de Classis alleen korte, zakelijke aantekeningen te vinden over de remonstrantse controverse. Dit komt overeen met het beleid van de Classis, om het geschil zo min mogelijk op de spits te drijven. Men verstaat zich met de andere classes in het Rivierengebied en men geeft antwoord op de vragen van de synode. De vrede was echter schijn: onder de oppervlakte had het conflict zich wel degelijk verbreid in de gemeentes en ook onder de predikanten. Op de vergadering van april 1618 sloeg de vlam in de pan. De hoofdrolspelers waren Ds. Anthonius Leo, predikant te Haaften, die zich ontpopte als fel contraremonstrants, zijn broer Ds. Henricus Leo, predikant te Zaltbommel en Ds. Johannes Narsius, eveneens predikant te Zaltbommel. Het begon er mee dat Henricus Leo, als assessor van de vergadering, stelde, dat zijn broer zich aan de besluiten van de vergadering moest conformeren. Blijkbaar was er voor de vergadering al het nodige gezegd tussen die twee, want Anthonius reageerde daarop als door een wesp gestoken. Hij gooide in heftige bewoordingen allerlei beschuldigingen op tafel, onder meer dat in Zaltbommel valse leringen verkondigd werden vanaf de preekstoel. Henricus verklaarde daar niet vanaf te weten, maar Anthonius richtte vervolgens zijn beschuldigingen concreet tegen Johannes Narsius. Deze zou gezegd hebben dat de Contraremonstranten de oorzaak waren van de kerkelijke twisten door te leren dat God Zelf de oorzaak van de zonde was. De Classis vroeg Anthonius om zijn stelling schriftelijk te onderbouwen, maar deze weigerde en verliet met vijf medestanders de vergadering, onder wie de scriba Ds. Petrus Zegerus, de predikant van Kerkdriel. Ds. Jacobus Bontebal uit Heerewaarden nam toen zijn taak als scriba over en heeft zich de vingers krom gepend om deze episode voor het nageslacht te boekstaven.

De Classis deed verschillende pogingen om de vertrokken predikanten terug te laten keren in de vergadering, maar tevergeefs. Alleen Ds. Petrus Zegerus en Ds. Henricus Vogels uit Poederoijen kwamen nog even terug, maar alleen om zich te beklagen dat zij vanwege hun lidmaatschap van de Classis Bommel ten onrechte als remonstrants te boek stonden.

Intussen was er een document in omloop gekomen, waarin een tiental theologische en dogmatische geschilpunten opgesomd werd. Het document kwam op de diverse Gelderse classes ter sprake. In juni en juli 1618 vergaderde de provinciale synode, onder meer over deze tien punten. De synode had een tumultueus verloop, maar uiteindelijk wisten de Contraremonstranten hun standpunt aanvaard te krijgen, mede omdat de delegatie van Bommel de vergadering uit protest had verlaten. Ook de Gelderse Staten hadden inmiddels de kant gekozen van de Contraremonstranten. Na de provinciale synode kwamen afgevaardigden van de synode en van de staten naar de classicale vergaderingen, om de besluiten over de tien punten af te dwingen. De predikanten werd persoonlijk en punt voor punt gevraagd hoe ze er over dachten en hun antwoorden werden genoteerd. Enkelen schortten hun antwoord op tot na de Nationale Synode van Dordrecht, die er aan zat te komen, de meesten gaven echter antwoord. Ds. Marcus Nothaeus uit Ophemert kwam onder vuur te liggen van de synodale afgevaardigden, omdat hij beledigende uitlatingen aan het adres van Prins Maurits gedaan zou hebben. Ds. Johannes Narsius heeft in deze vergadering waarschijnlijk zijn knopen geteld, want na de ondervraging verzocht hij de Classis om hem van zijn post te ontheffen.

Van november 1618 tot en met mei 1619 werd in Dordrecht de Nationale Synode gehouden. Het conflict tussen de Remonstranten en de Contraremonstranten was één van de belangrijkste onderwerpen. Op de Synode was een aantal remonstrantse predikanten gedagvaard om zich te verantwoorden over hun leer, onder wie Ds. Henricus Leo uit Zaltbommel.  De standpunten van de Remonstranten werden veroordeeld en de ‘Vijf artikelen tegen de Remonstranten’, ook wel bekend als de Dordtse Leerregels, werden aangenomen. De remonstrantse predikanten kregen een preekverbod opgelegd door middel van de zogenaamde ‘Acte van Stilstand’. Wilden zij die niet ondertekenen, dan werden zij gedwongen om in ballingschap te gaan. Vele remonstranten kozen voor dat laatste of doken onder. Ds. Leo tekende de acte en kon als ambteloos burger in Zaltbommel blijven wonen.

Afgevaardigden van de Nationale Synode verschenen in augustus 1619 op de vergadering van de Classis Bommel en eisten, op straffe van afzetting, ondertekening van de Dordtse Leerregels. Niet alleen de predikanten moesten tekenen, ook de rector en de onderwijzers van de school van Zaltbommel en de legerpredikant van het Engelse garnizoen werden opgetrommeld. Ze kregen een kopie van de Dordtse Leerregels ter hand gesteld, de legerpredikant een speciaal voor hem in het engels en in het latijn vertaald exemplaar, en hadden 24 uur de tijd om te tekenen. Voor Ds. Marcus Nothaeus viel in deze classisvergadering het doek, hij werd op bevel van de Nationale Synode afgezet.

4           De politieke achtergronden

De grote druk, om niet te zeggen dwang, om na de Synode de Dordtse Leerregels te ondertekenen moet begrepen worden tegen de maatschappelijke en politieke achtergrond van die tijd. De remonstrantse predikanten in Noord en Zuid Holland hadden in de periode tussen 1609 en ca. 1617 goede connecties met de plaatselijke en provinciale overheid. Omdat overheid en kerk sterk verweven waren, zorgden de magistraten er vaak voor dat in hun woonplaats remonstrantse predikanten beroepen werden. In 1614 vaardigden de Hollandse Staten een edict uit, waarin de predikanten verboden werd om nog langer over de uitverkiezing te preken. De Contraremonstraten werden daardoor in de verdediging gedrongen en begonnen te vragen om een nationale synode. In Holland waren de Staten en de machtige raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt op de hand van de Remonstranten en werd het idee van een nationale synode afgewezen. Zelfs werd een aantal predikanten, die om de synode gevraagd hadden, afgezet. Het conflict werd er alleen maar heftiger door. In de andere provincies begon de roep om een nationale synode echter ook toe te nemen. Prins Maurits, stadhouder en opperbevelhebber van het leger, koos de zijde van de Contraremonstranten. Van Oldenbarnevelt probeerde daarop de macht van Maurits daarop in te perken, door de Hollandse troepen aan het bevel van Maurits te onttrekken. Maurits wist echter de machtsstrijd te winnen. De Nationale Synode kon nu met goedkeuring van de overheid in Dordrecht gehouden worden en deze koos voor het contraremonstrantse standpunt. Doordat ze de overheid aan haar zijde had, kon de Nationale Synode haar besluiten met dwangmaatregelen kracht bijzetten.

Intussen was het ook in de politiek bijltjesdag geworden. Invloedrijke remonstranten zoals Johan van Oldenbarnevelt, Hugo de Groot en Rombout Hoogerbeets werden gearresteerd. De beide laatsten werden tot levenslang veroordeeld en gevangengezet op slot Loevestein. ‘Levenslang’ was in beide gevallen echter niet erg lang: de ontsnapping van Hugo de Groot is genoegzaam bekend en Rombout Hoogerbeets kreeg na vier jaar gratie. Slechter liep het af met Johan van Oldenbarnevelt, want hij werd wegens hoogverraad veroordeeld en op 13 mei 1619 onthoofd.

5           Na 1619

De bestandstwisten hadden in alle geledingen van de samenleving wonden en littekens achtergelaten. Na de beslissende Synode van Dordrecht diende de noodzaak zich aan om de vrede te herstellen. Vele gematigde burgers hadden de controverse met lede ogen aangezien, maar waren door de felheid van het conflict tot een keuze gedwongen. Na korter of langer tijd stapten zij over hun grieven heen en voegden zich weer in de Gereformeerde Kerk. Zelfs sommige voormalige remonstrantse predikanten werden weer toegelaten tot de ambtsbediening, zij het na het doen van schuldbelijdenis. Verschillende remonstrantse predikanten vormden echter de Remonstrantse Broederschap, die in het geheim kerkdiensten organiseerde. Van overheidswege bleven zij echter verdacht, omdat men bang was dat zij hun vroegere politieke connecties zouden gebruiken om hun verloren invloed terug te winnen. Een laatste oprisping kwam in de periode 1621 – 1623. Twee  zonen van Johan van Oldenbarnevelt wilden de dood van hun vader wreken door prins Maurits te vermoorden. Zij kregen hierbij o.m. hulp van Ds. Hendrik Slatius, voormalig remonstrants predikant te Bleiswijk. De samenzwering kwam echter aan het licht en dit versterkte de verdenking tegen de Remonstranten. Er volgde een golf van arrestaties onder de vooraanstaande Remonstranten. Enkelen van hen, onder wie Ds. Eduard Poppius en Ds. Petrus Cupus, hebben de twijfelachtige gastvrijheid van slot Loevestein genoten. Eén zoon van Oldenbarnevelt en Ds. Slatius werden vanwege de samenzwering tegen Maurits ter dood gebracht.

6           400 jaar later

De afzetting en verbanning van de remonstrantse predikanten op de Nationale Synode, later gevolgd door de arrestaties in het complot tegen Maurits, betekenden het einde van het remonstrantisme als invloedrijke godsdienstige stroming. De Remonstrantse Broederschap heeft echter de eeuwen weten te trotseren en bestaat nog steeds als een vrijzinnig kerkgenootschap met ca. 5000 leden, met de oude idealen van vrijheid en verdraagzaamheid in het vaandel. Haar tegenspeler, de toenmalige Gereformeerde Kerk, bestaat eveneens nog, aanzienlijk groter dan de Broederschap, maar zij heeft vele scheuringen, gedaanteverwisselingen en naamsveranderingen achter de rug. De Dordtse Leerregels, het symbool van de strijd tussen Remonstranten en Contraremonstranten, maken, hoewel weinig bekend, nog steeds deel uit van haar belijdenisgeschriften. De remonstrantse en contraremonstrantse twisten waren helaas niet het laatste conflict in de Gereformeerde Kerk. De eeuwen door waren er steeds dissidente bewegingen die voor strijd en afscheidingen zorgden. De vorming van de PKN in 2004 zorgde echter wel voor iets nieuws, een ‘novum’ in juridische termen, want voor het eerst zijn toen gescheiden kerken weer bij elkaar gekomen. Hopelijk kan dat over een aantal jaren, of misschien een aantal eeuwen, ook gezegd worden van andere kerken, met wie wij het geloof in Jezus Christus delen.

7           Samenvatting, tevens verkort artikel voor in de kerkbodes

Wie enigszins bekend is met de Nederlandse kerkgeschiedenis zal weet hebben van de remonstrantse en contraremonstrantse twisten, die kerk en samenleving in het begin van de 17e eeuw verscheurden. Het conflict draaide om de predestinatie of uitverkiezing. Het was een theologisch conflict onder aanvoering van de Leidse hoogleraren Arminius en Gomarus, maar het waaierde uit over heel de samenleving. Wat minder bekend is, is dat er in die periode de Bommeler- en Tielerwaard een krachtige remonstrantse stroming aanwezig was. De meerderheid van de predikanten in de Classis Bommel was remonstrants en datzelfde gold voor de classes Tiel en Nijmegen. De heftigste strijd werd gevoerd in de provinciale synode van Gelderland. De classes op de Veluwe en de Classis Zutphen waren namelijk contraremonstrants en dat botste met de Betuwnaren. Het ging daar hard tegen hard. Maar binnen de classes in het Rivierengebied was het evenmin pais en vree: de classis Tiel scheurde in 1615 in een remonstrantse en een contraremonstrantse classis, waarbij de contraremonstrantse uiteindelijk de overhand wist te krijgen. In de Classis Bommel bleef het betrekkelijk rustig, maar onder de bevolking was er wel degelijk een contraremonstrantse onderstroom. Op verschillende plaatsen gingen mensen in een andere plaats naar de kerk, omdat ze het niet eens waren met hun remonstrantse predikant. Op de classicale vergadering van april 1618 sloeg ook in Bommel de vlam in de pan. De predikant van Haaften, Ds. Anthonius Leo, beschuldigde één van Bommels predikanten, Ds. Johannes Narsius, van stemmingmakerij tegen de contraremonstranten. Het werd een tumultueuze vergadering, waarbij Ds. Leo met vijf medestanders de vergadering verliet. Kort daarop werd er een synodevergadering in Arnhem gehouden. Omdat de Classis Tiel contraremonstrants geworden was en de Classis Bommel verdeeld was, hadden de Remonstranten op die vergadering weinig meer in te brengen. Enige tijd later kwam er een delegatie van de synode op bezoek in de Classis Bommel, om de predikanten persoonlijk om hun mening te vragen over de predestinatie en andere theologische twistpunten. Ds. Narsius zag waarschijnlijk de bui al hangen en verzocht de Classis om hem uit zijn ambt te ontheffen. Van november 1618 tot mei 1619 werd vervolgens de Nationale Synode gehouden, ook wel de Synode van Dordrecht genoemd, waar het remonstrantse conflict besproken werd. De standpunten van de Remonstranten werden op die synode veroordeeld. De synode nam een document aan dat wij nu nog als belijdenisgeschrift kennen, namelijk de ‘Vijf artikelen tegen de Remonstranten’, ook wel de Dordtse Leerregels genoemd. Na de Synode van Dordrecht werden de remonstrantse predikanten afgezet en, als ze daarmee niet akkoord gingen, in ballingschap gestuurd. In de Classis Bommel werden Ds. Henricus Leo, predikant te Zaltbommel en broer van de eerdergenoemde Anthonius, en Ds. Marcus Nothaeus uit Ophemert afgezet. Een aantal remonstrantse predikanten heeft toen de ondergrondse Remonstrantse Broederschap gevormd. Ondanks vervolgingen heeft deze broederschap de eeuwen weten te trotseren en we kennen haar nu als een vrijzinnig kerkgenootschap. De Contraremonstranten hielden het in de toenmalige Gereformeerde Kerk voor het zeggen en ook deze heeft de eeuwen doorstaan, zij het met verschillende afscheidingen en naamsveranderingen. Maar ook met iets nieuws: Binnen de Protestantse Kerk in Nederland die sinds 2004 bestaat zijn kerken die voorheen gescheiden waren weer samengevoegd. Laten we hopen en bidden dat ook de geschillen met andere afgescheiden kerken op een goed moment bijgelegd worden en dat we als kerk weer één zullen zijn in Jezus Christus, onze Heer.

8           Literatuuropgave

Deursen, A. Th. van, Bavianen en slijkgeuzen. Kerk en kerkvolk ten tijde van Maurits en Oldenbarnevelt, Franeker, 1991
Ravensbergen, C., Classicale Acta 1573-1620 IX, Provinciale synode Gelderland, dl. 1, Den Haag, 2012

Websites:
http://historiek.net/synode-van-dordrecht-1618-1619/5364/, historische achtergronden van de Synode van Dordrecht, d.d. 24-1-2014
www.remonstranten.org, website van de Remonstrantse Broederschap