De Remonstrantie in de Classis Bommel
door A. van Heusden
1 De bestandstwisten
In de periode van het Twaalfjarig Bestand, tussen 1609 en
1621, braken er kerkelijke twisten uit die wel de ‘bestandstwisten’ genoemd
worden, maar die beter bekend zijn als de strijd tussen de Remonstranten en de
Contraremonstranten. De bestandstwisten begonnen met een theologisch
meningsverschil aan de universiteit van Leiden tussen de hoogleraren Arminius
en Gomarus over de goddelijke uitverkiezing. Dit dispuut speelde rond 1602.
Gomarus was van mening dat God voor elk mens zijn bestemming in het hiernamaals
al van eeuwigheid had vastgesteld. Arminius meende daarentegen, dat God tevoren
wist welke mensen tijdens hun leven in Hem zouden geloven en hen op grond
daarvan zou verkiezen – en de ongelovigen zou veroordelen. Dit theologische
geschil groeide uit tot een conflict waarin alle geledingen van de samenleving
betrokken waren en dat niet alleen met verbaal, maar ook met fysiek geweld
gepaard ging. Hoe kon het zo ver komen en hoe werd de Classis Bommel er in
betrokken?
Zoals vaak bij een dergelijke escalatie was het theologische
geschil slechts de aanleiding om een veel breder levend onbehagen tot uiting te
brengen. De oorzaak zat dieper. In de strijd tegen de Rooms Katholieke Kerk had
het Calvinisme vaste voet aan de grond gekregen. Dit Calvinisme was niet alleen
maar een stroming die het verzet gebundeld had, maar het had ook een duidelijke
leer, die vastgelegd was in de geschriften van de reformator Johannes Calvijn,
in de Heidelbergse Catechismus en in de Nederlandse Geloofsbelijdenis. De
Gereformeerde Kerk (dat was de benaming
van de protestantse kerk die in Nederland gevestigd werd na de Reformatie, niet
te verwarren met de latere Gereformeerde Kerken) was op die calvinistische
leest geschoeid. Veel gemeenteleden waren daar tevreden mee, sterker nog, ze
hechtten zeer aan die kerk. Onder de predikanten echter was er een stroming,
die moeite had met sommige radicale stellingnames van het Calvinisme, onder
meer de uitverkiezings- of predestinatieleer. In 1610 publiceerden zij een
verweerschrift, of met een moeilijk woord ‘remonstrantie’, waarin zij hun
bezwaren tegen de calvinistische leer uiteenzetten. Dit verweerschrift staat
bekend als de ‘Vijf artikelen van de Remonstranten’. In eerste instantie
verdroeg men de Remonstranten, maar onderhuids groeide de onvrede, met name
onder de gewone gemeenteleden. Zij voelden het, alsof hun kerk aangetast werd.
Zij weken vanuit hun woonplaats vaak uit naar kerken in andere steden of
dorpen, waar de prediking nog wel zuiver calvinistisch was. Op den duur ging
ook de overheid zich met het conflict bemoeien en vaak koos zij partij. Het
escaleerde tenslotte in onderdrukking en fysiek geweld. Eerst waren de
Contraremonstranten de onderliggende partij, vanaf ca. 1617 keerde het tij en
werden de Remonstranten in het nauw gedreven. Aanvankelijk beperkten de
bestandstwisten zich tot Noord en Zuid Holland, later werden ook de andere
provincies daarin meegezogen. Dit document beschrijft voornamelijk, hoe de
strijd in de synode van Gelderland en in de Classis Bommel verliep.
2 De rol van de classes in Gelderland
Gelderland was in 1609 opgedeeld in vijf classes, te weten
Over- en Neder-Veluwe, Zutphen, Nijmegen en Tiel/Bommel. Als overkoepelend
kerkelijk orgaan was er de provinciale synode van Gelderland. De predikanten op
de Veluwe en Zutphen waren in meerderheid contraremonstrants. In het
Rivierengebied vormden remonstrantse predikanten de meerderheid. Omdat de
strijd tussen Remonstranten en Contraremonstranten door heel Gelderland heen
gevoerd werd, was er beide partijen veel aan gelegen om in de provinciale
synode een meerderheid te hebben. Met 3 contraremonstrantse classes en 2
remonstrantse lagen de zaken duidelijk: de Remonstranten konden op provinciaal niveau
geen vuist maken. Dit was één van de redenen, waarom in 1614 de Classis Bommel
verzelfstandigd werd: dan stond het in ieder geval 3 tegen 3. Overigens
probeerden de Remonstranten zo veel mogelijk in goed overleg met de tegenpartij
hun doelen te bereiken. Ze hadden waarden als verdraagzaamheid en onderlinge
liefde in hun vaandel staan. Maar ze hadden ook geen enkel belang bij
conflicten: die zouden hun idealen alleen maar schade toebrengen. De splitsing
van Tiel/Bommel heeft de Remonstranten overigens niet veel geholpen: in de
Classis Tiel vond in 1615 een scheuring plaats, waarbij de Remonstranten en de
Contraremonstranten elk hun eigen classis gingen vormen. De Contraremonstranten
wisten bij de synode erkenning te krijgen als de ‘echte’ Classis Tiel en hun
remonstrantse confraters stonden buiten spel.
3 De controverse in de Classis Bommel
In de eerste jaren van de Classis Bommel zijn in de notulen
van de Classis alleen korte, zakelijke aantekeningen te vinden over de
remonstrantse controverse. Dit komt overeen met het beleid van de Classis, om
het geschil zo min mogelijk op de spits te drijven. Men verstaat zich met de
andere classes in het Rivierengebied en men geeft antwoord op de vragen van de
synode. De vrede was echter schijn: onder de oppervlakte had het conflict zich
wel degelijk verbreid in de gemeentes en ook onder de predikanten. Op de
vergadering van april 1618 sloeg de vlam in de pan. De hoofdrolspelers waren
Ds. Anthonius Leo, predikant te Haaften, die zich ontpopte als fel
contraremonstrants, zijn broer Ds. Henricus Leo, predikant te Zaltbommel en Ds.
Johannes Narsius, eveneens predikant te Zaltbommel. Het begon er mee dat
Henricus Leo, als assessor van de vergadering, stelde, dat zijn broer zich aan
de besluiten van de vergadering moest conformeren. Blijkbaar was er voor de
vergadering al het nodige gezegd tussen die twee, want Anthonius reageerde
daarop als door een wesp gestoken. Hij gooide in heftige bewoordingen allerlei
beschuldigingen op tafel, onder meer dat in Zaltbommel valse leringen verkondigd
werden vanaf de preekstoel. Henricus verklaarde daar niet vanaf te weten, maar
Anthonius richtte vervolgens zijn beschuldigingen concreet tegen Johannes
Narsius. Deze zou gezegd hebben dat de Contraremonstranten de oorzaak waren van
de kerkelijke twisten door te leren dat God Zelf de oorzaak van de zonde was.
De Classis vroeg Anthonius om zijn stelling schriftelijk te onderbouwen, maar
deze weigerde en verliet met vijf medestanders de vergadering, onder wie de
scriba Ds. Petrus Zegerus, de predikant van Kerkdriel. Ds. Jacobus Bontebal uit
Heerewaarden nam toen zijn taak als scriba over en heeft zich de vingers krom
gepend om deze episode voor het nageslacht te boekstaven.
De Classis deed verschillende pogingen om de vertrokken
predikanten terug te laten keren in de vergadering, maar tevergeefs. Alleen Ds.
Petrus Zegerus en Ds. Henricus Vogels uit Poederoijen kwamen nog even terug,
maar alleen om zich te beklagen dat zij vanwege hun lidmaatschap van de Classis
Bommel ten onrechte als remonstrants te boek stonden.
Intussen was er een document in omloop gekomen, waarin een
tiental theologische en dogmatische geschilpunten opgesomd werd. Het document
kwam op de diverse Gelderse classes ter sprake. In juni en juli 1618 vergaderde
de provinciale synode, onder meer over deze tien punten. De synode had een
tumultueus verloop, maar uiteindelijk wisten de Contraremonstranten hun
standpunt aanvaard te krijgen, mede omdat de delegatie van Bommel de
vergadering uit protest had verlaten. Ook de Gelderse Staten hadden inmiddels
de kant gekozen van de Contraremonstranten. Na de provinciale synode kwamen
afgevaardigden van de synode en van de staten naar de classicale vergaderingen,
om de besluiten over de tien punten af te dwingen. De predikanten werd
persoonlijk en punt voor punt gevraagd hoe ze er over dachten en hun antwoorden
werden genoteerd. Enkelen schortten hun antwoord op tot na de Nationale Synode
van Dordrecht, die er aan zat te komen, de meesten gaven echter antwoord. Ds.
Marcus Nothaeus uit Ophemert kwam onder vuur te liggen van de synodale
afgevaardigden, omdat hij beledigende uitlatingen aan het adres van Prins
Maurits gedaan zou hebben. Ds. Johannes Narsius heeft in deze vergadering
waarschijnlijk zijn knopen geteld, want na de ondervraging verzocht hij de
Classis om hem van zijn post te ontheffen.
Van november 1618 tot en met mei 1619 werd in Dordrecht de
Nationale Synode gehouden. Het conflict tussen de Remonstranten en de
Contraremonstranten was één van de belangrijkste onderwerpen. Op de Synode was
een aantal remonstrantse predikanten gedagvaard om zich te verantwoorden over
hun leer, onder wie Ds. Henricus Leo uit Zaltbommel. De standpunten van de Remonstranten werden
veroordeeld en de ‘Vijf artikelen tegen de Remonstranten’, ook wel bekend als
de Dordtse Leerregels, werden aangenomen. De remonstrantse predikanten kregen
een preekverbod opgelegd door middel van de zogenaamde ‘Acte van Stilstand’.
Wilden zij die niet ondertekenen, dan werden zij gedwongen om in ballingschap
te gaan. Vele remonstranten kozen voor dat laatste of doken onder. Ds. Leo
tekende de acte en kon als ambteloos burger in Zaltbommel blijven wonen.
Afgevaardigden van de Nationale Synode verschenen in
augustus 1619 op de vergadering van de Classis Bommel en eisten, op straffe van
afzetting, ondertekening van de Dordtse Leerregels. Niet alleen de predikanten
moesten tekenen, ook de rector en de onderwijzers van de school van Zaltbommel
en de legerpredikant van het Engelse garnizoen werden opgetrommeld. Ze kregen
een kopie van de Dordtse Leerregels ter hand gesteld, de legerpredikant een
speciaal voor hem in het engels en in het latijn vertaald exemplaar, en hadden
24 uur de tijd om te tekenen. Voor Ds. Marcus Nothaeus viel in deze
classisvergadering het doek, hij werd op bevel van de Nationale Synode afgezet.
4 De politieke achtergronden
De grote druk, om niet te zeggen dwang, om na de Synode de
Dordtse Leerregels te ondertekenen moet begrepen worden tegen de
maatschappelijke en politieke achtergrond van die tijd. De remonstrantse
predikanten in Noord en Zuid Holland hadden in de periode tussen 1609 en ca.
1617 goede connecties met de plaatselijke en provinciale overheid. Omdat
overheid en kerk sterk verweven waren, zorgden de magistraten er vaak voor dat
in hun woonplaats remonstrantse predikanten beroepen werden. In 1614 vaardigden
de Hollandse Staten een edict uit, waarin de predikanten verboden werd om nog
langer over de uitverkiezing te preken. De Contraremonstraten werden daardoor
in de verdediging gedrongen en begonnen te vragen om een nationale synode. In
Holland waren de Staten en de machtige raadspensionaris Johan van
Oldenbarnevelt op de hand van de Remonstranten en werd het idee van een
nationale synode afgewezen. Zelfs werd een aantal predikanten, die om de synode
gevraagd hadden, afgezet. Het conflict werd er alleen maar heftiger door. In de
andere provincies begon de roep om een nationale synode echter ook toe te
nemen. Prins Maurits, stadhouder en opperbevelhebber van het leger, koos de
zijde van de Contraremonstranten. Van Oldenbarnevelt probeerde daarop de macht
van Maurits daarop in te perken, door de Hollandse troepen aan het bevel van
Maurits te onttrekken. Maurits wist echter de machtsstrijd te winnen. De
Nationale Synode kon nu met goedkeuring van de overheid in Dordrecht gehouden
worden en deze koos voor het contraremonstrantse standpunt. Doordat ze de
overheid aan haar zijde had, kon de Nationale Synode haar besluiten met
dwangmaatregelen kracht bijzetten.
Intussen was het ook in de politiek bijltjesdag geworden.
Invloedrijke remonstranten zoals Johan van Oldenbarnevelt, Hugo de Groot en
Rombout Hoogerbeets werden gearresteerd. De beide laatsten werden tot
levenslang veroordeeld en gevangengezet op slot Loevestein. ‘Levenslang’ was in
beide gevallen echter niet erg lang: de ontsnapping van Hugo de Groot is
genoegzaam bekend en Rombout Hoogerbeets kreeg na vier jaar gratie. Slechter
liep het af met Johan van Oldenbarnevelt, want hij werd wegens hoogverraad
veroordeeld en op 13 mei 1619 onthoofd.
5 Na 1619
De bestandstwisten hadden in alle geledingen van de
samenleving wonden en littekens achtergelaten. Na de beslissende Synode van
Dordrecht diende de noodzaak zich aan om de vrede te herstellen. Vele gematigde
burgers hadden de controverse met lede ogen aangezien, maar waren door de
felheid van het conflict tot een keuze gedwongen. Na korter of langer tijd
stapten zij over hun grieven heen en voegden zich weer in de Gereformeerde
Kerk. Zelfs sommige voormalige remonstrantse predikanten werden weer toegelaten
tot de ambtsbediening, zij het na het doen van schuldbelijdenis. Verschillende
remonstrantse predikanten vormden echter de Remonstrantse Broederschap, die in
het geheim kerkdiensten organiseerde. Van overheidswege bleven zij echter
verdacht, omdat men bang was dat zij hun vroegere politieke connecties zouden
gebruiken om hun verloren invloed terug te winnen. Een laatste oprisping kwam
in de periode 1621 – 1623. Twee zonen
van Johan van Oldenbarnevelt wilden de dood van hun vader wreken door prins
Maurits te vermoorden. Zij kregen hierbij o.m. hulp van Ds. Hendrik Slatius,
voormalig remonstrants predikant te Bleiswijk. De samenzwering kwam echter aan
het licht en dit versterkte de verdenking tegen de Remonstranten. Er volgde een
golf van arrestaties onder de vooraanstaande Remonstranten. Enkelen van hen,
onder wie Ds. Eduard Poppius en Ds. Petrus Cupus, hebben de twijfelachtige
gastvrijheid van slot Loevestein genoten. Eén zoon van Oldenbarnevelt en Ds.
Slatius werden vanwege de samenzwering tegen Maurits ter dood gebracht.
6 400 jaar later
De afzetting en verbanning van de remonstrantse predikanten
op de Nationale Synode, later gevolgd door de arrestaties in het complot tegen
Maurits, betekenden het einde van het remonstrantisme als invloedrijke
godsdienstige stroming. De Remonstrantse Broederschap heeft echter de eeuwen
weten te trotseren en bestaat nog steeds als een vrijzinnig kerkgenootschap met
ca. 5000 leden, met de oude idealen van vrijheid en verdraagzaamheid in het
vaandel. Haar tegenspeler, de toenmalige Gereformeerde Kerk, bestaat eveneens
nog, aanzienlijk groter dan de Broederschap, maar zij heeft vele scheuringen,
gedaanteverwisselingen en naamsveranderingen achter de rug. De Dordtse
Leerregels, het symbool van de strijd tussen Remonstranten en Contraremonstranten,
maken, hoewel weinig bekend, nog steeds deel uit van haar
belijdenisgeschriften. De remonstrantse en contraremonstrantse twisten waren
helaas niet het laatste conflict in de Gereformeerde Kerk. De eeuwen door waren
er steeds dissidente bewegingen die voor strijd en afscheidingen zorgden. De
vorming van de PKN in 2004 zorgde echter wel voor iets nieuws, een ‘novum’ in
juridische termen, want voor het eerst zijn toen gescheiden kerken weer bij
elkaar gekomen. Hopelijk kan dat over een aantal jaren, of misschien een aantal
eeuwen, ook gezegd worden van andere kerken, met wie wij het geloof in Jezus
Christus delen.
7 Samenvatting, tevens verkort artikel voor in de kerkbodes
Wie enigszins bekend is met de Nederlandse kerkgeschiedenis
zal weet hebben van de remonstrantse en contraremonstrantse twisten, die kerk
en samenleving in het begin van de 17e eeuw verscheurden. Het
conflict draaide om de predestinatie of uitverkiezing. Het was een theologisch
conflict onder aanvoering van de Leidse hoogleraren Arminius en Gomarus, maar
het waaierde uit over heel de samenleving. Wat minder bekend is, is dat er in
die periode de Bommeler- en Tielerwaard een krachtige remonstrantse stroming
aanwezig was. De meerderheid van de predikanten in de Classis Bommel was
remonstrants en datzelfde gold voor de classes Tiel en Nijmegen. De heftigste
strijd werd gevoerd in de provinciale synode van Gelderland. De classes op de
Veluwe en de Classis Zutphen waren namelijk contraremonstrants en dat botste
met de Betuwnaren. Het ging daar hard tegen hard. Maar binnen de classes in het
Rivierengebied was het evenmin pais en vree: de classis Tiel scheurde in 1615
in een remonstrantse en een contraremonstrantse classis, waarbij de
contraremonstrantse uiteindelijk de overhand wist te krijgen. In de Classis
Bommel bleef het betrekkelijk rustig, maar onder de bevolking was er wel
degelijk een contraremonstrantse onderstroom. Op verschillende plaatsen gingen
mensen in een andere plaats naar de kerk, omdat ze het niet eens waren met hun
remonstrantse predikant. Op de classicale vergadering van april 1618 sloeg ook
in Bommel de vlam in de pan. De predikant van Haaften, Ds. Anthonius Leo,
beschuldigde één van Bommels predikanten, Ds. Johannes Narsius, van
stemmingmakerij tegen de contraremonstranten. Het werd een tumultueuze
vergadering, waarbij Ds. Leo met vijf medestanders de vergadering verliet. Kort
daarop werd er een synodevergadering in Arnhem gehouden. Omdat de Classis Tiel
contraremonstrants geworden was en de Classis Bommel verdeeld was, hadden de
Remonstranten op die vergadering weinig meer in te brengen. Enige tijd later
kwam er een delegatie van de synode op bezoek in de Classis Bommel, om de
predikanten persoonlijk om hun mening te vragen over de predestinatie en andere
theologische twistpunten. Ds. Narsius zag waarschijnlijk de bui al hangen en
verzocht de Classis om hem uit zijn ambt te ontheffen. Van november 1618 tot
mei 1619 werd vervolgens de Nationale Synode gehouden, ook wel de Synode van
Dordrecht genoemd, waar het remonstrantse conflict besproken werd. De
standpunten van de Remonstranten werden op die synode veroordeeld. De synode
nam een document aan dat wij nu nog als belijdenisgeschrift kennen, namelijk de
‘Vijf artikelen tegen de Remonstranten’, ook wel de Dordtse Leerregels genoemd.
Na de Synode van Dordrecht werden de remonstrantse predikanten afgezet en, als
ze daarmee niet akkoord gingen, in ballingschap gestuurd. In de Classis Bommel
werden Ds. Henricus Leo, predikant te Zaltbommel en broer van de eerdergenoemde
Anthonius, en Ds. Marcus Nothaeus uit Ophemert afgezet. Een aantal
remonstrantse predikanten heeft toen de ondergrondse Remonstrantse Broederschap
gevormd. Ondanks vervolgingen heeft deze broederschap de eeuwen weten te
trotseren en we kennen haar nu als een vrijzinnig kerkgenootschap. De
Contraremonstranten hielden het in de toenmalige Gereformeerde Kerk voor het
zeggen en ook deze heeft de eeuwen doorstaan, zij het met verschillende
afscheidingen en naamsveranderingen. Maar ook met iets nieuws: Binnen de
Protestantse Kerk in Nederland die sinds 2004 bestaat zijn kerken die voorheen
gescheiden waren weer samengevoegd. Laten we hopen en bidden dat ook de
geschillen met andere afgescheiden kerken op een goed moment bijgelegd worden
en dat we als kerk weer één zullen zijn in Jezus Christus, onze Heer.
8 Literatuuropgave
Deursen, A. Th. van, Bavianen
en slijkgeuzen. Kerk en kerkvolk ten tijde van Maurits en Oldenbarnevelt,
Franeker, 1991
Ravensbergen, C., Classicale
Acta 1573-1620 IX, Provinciale synode Gelderland, dl. 1, Den Haag, 2012
Websites:
http://historiek.net/synode-van-dordrecht-1618-1619/5364/,
historische achtergronden van de Synode van Dordrecht, d.d. 24-1-2014
www.remonstranten.org,
website van de Remonstrantse Broederschap
Geen opmerkingen:
Een reactie posten