De vorige keer ging het over de grote onrust die de
boodschap van Luther en Calvijn veroorzaakte. Het leidde tot de breuk met Rome
en vervolging door Karel V en zijn zoon Philips II en er kwam een
vluchtelingenstroom op gang naar Engeland en steden in Duitsland. Daar, over de
grens, kon openlijk met elkaar worden gesproken en werden plannen uitgewerkt om
in Nederland gereformeerde gemeenten te stichten. In Nederland raasde eerst nog
de beeldenstorm over het land.
De vurige prediking van het Evangelie te midden van
het overheidsgeweld en de rijkdom van de katholieke kerk terwijl tallozen in
armoede verkeerden en honger leden, leidde in 1566 tot het kapotslaan van de
‘gesneden beelden’. De storm woedde in Vlaanderen, maar verbreidde zich snel
naar het Noorden. Beelden en altaren in de Bossche Sint Jan moesten er aan
geloven. In Well aan de Maas zong de koster in de kerstnachtdienst ‘duytsche
psalmen op der geusche maniere’, in
Zaltbommel trok een menigte van meer dan duizend personen naar de Markt en
eiste van de stadsregering dat de reformatorisch gezinde kapelaan Jan van
Venray in de Sint Maarten vrij kon preken. De materiële schade in Bommel bleef
beperkt, maar bij Beesd werd de Abdij van Mariënweerd bij Beesd geplunderd en
in brand gestoken. Aanhangers van de Nieuwe Leer namen de Bijbel serieus (‘Gij
zult u geen gesneden beelden maken’), maar het lijdt geen twijfel dat weerzin
tegen de katholieke geestelijkheid (het ‘antiklerikalisme’ zat diep en dateerde
al van ver voor de Reformatie), armoede,
botte vernielzucht en belustheid op buit ook achter de beeldenstorm stak. Het
is een donkere bladzijde uit de geschiedenis van het jonge calvinisme.
Alva, de Spaanse landvoogd, greep hard in.
‘Ketters’ belandden op de pijnbank en
stierven op het schavot of de brandstapel. In 1542 was Hubert Selkart in
Zaltbommel in een zak gestopt en in Waal verdronken omdat hij op de Markt in de
volkstaal uit de Bijbel voorlas. In 1568 werden Peter Mom, Wouter van Oensel en
Gerrit Wever op de Markt onthoofd. In Zaltbommel waren meer mensen met
‘ketterye besmet’. De kapelaan van Driel, had voor de bisschop een lijst met
namen van ketters opgesteld. De pastoor van Hedel organiseerde hagenpreken waar
honderden mensen op af kwamen en waar ‘zallemen’ gezongen werden. De jaren ’60
werden gekenmerkt door opstanden en
rebellie die gericht waren tegen de janboel die heerste in de katholieke kerk,
tegen de rijkdom van de gevestigde – katholieke - orde en de dwang en willekeur
van de Spaanse overheid. Het verlangen naar de bevrijdende Bijbelse boodschap
kan niet eenvoudig worden onderscheiden
van de motieven die alles te maken hadden met de erbarmelijke sociaal
economische omstandigheden waarin
tallozen verkeerden.
Van vorming van gereformeerde gemeenten was in de Noordelijke Nederlanden nog
nauwelijks sprake. Vluchtelingengemeenten namen het voortouw. In Wezel werden
in 1568 regels opgesteld die aanvingen met de volgende woorden: “De Apostel Paulus schrijft voor, dat in de
kerke Gods alle dingen betamelijk en met orde moeten geschieden, opdat niet
alleen in de leer maar ook in de orde zelve en de kerkelijke regering van het
ambt een eenparige overeenstemming van de kerk vaststa en onderhouden worde.”
Daarom moesten volgens de vergadering van vluchtelingen-predikanten in Wezel en
Emden ‘classen’ worden ingesteld die er voor moesten zorgen dat er binnen een
bepaalde regio afzonderlijke gemeenten konden worden gevormd.
Een volgende maal over de betekenis van de Classis.
Wat werd er op de vergaderingen besproken en waar leidde dit toe? (wordt
vervolgd)
Geraadpleegde literatuur:
1. Guido Marnef, Antwerpen in de tijd van de Reformatie (Antwerpen, 1996)
2. Gerard van Gurp, Reformatie in Brabant. Protestanten en katholieken in de Meierij van 's-Hertogenbosch, 1523-1634 (Hilversum, 2013)
3. Anton Schuttelaars, Bossche Beroerten. Beeldenstorm en troebelen in 's-Hertogenbosch 1567-1567 (doct.scriptie Nijmegen 1991) 2. dln.)
4.Heiko Oberman, Luther. Mens tussen God en duivel (Kampen, 1988).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten